Over de oorsprong van de intense haat die Adolf Hitler had ten aanzien van het Joodse volk, is veel gespeculeerd. Hij zou zelf Joodse voorouders hebben, vervelende ervaringen hebben gehad met joden in zijn Weense tijd, de Joodse huisarts van zijn moeder zou een rol hebben gespeeld, enz. Waarschijnlijk is Hitlers haat deels psychologisch te verklaren.
Belangrijker is dat hij als invloedrijk politicus in staat was zijn Jodenhaat over te brengen op mensen die hem graag geloofden. Of het nu ging om de bolsjewistische revolutie in Rusland tot de nederlaag van Duitsland in 1918: Hitler bracht complexe politieke vraagstukken terug tot één oplosbaar probleem: het ‘Jodenvraagstuk’. In Duitsland, een land met grote politieke, economische en sociale problemen waren mensen erg ontvankelijk voor een dergelijke zienswijze.