Duitsland werd in de vredesbepalingen van Versailles gedwongen om economisch belangrijke gebieden zoals Elzas-Lotharingen, het Saargebied en Posen permanent of gedurende een lange periode af te staan. Het Rijnland werd door de geallieerden bezet.
Omdat de schuld van de Eerste Wereldoorlog door de overwinnaars geheel bij Duitsland werd gelegd, voelden zij zich gerechtvaardigd om Duitsland streng te straffen voor de geleden oorlogsschade. Naast astronomisch hoge bedragen die Duitsland gespreid over een aantal jaren zou moeten betalen, werd het land verplicht om in natura te leveren zoals een deel van de handelsvloot, spoorwegmaterieel, machines, installaties van fabrieken, kolen en ijzererts.
Alle koloniën werden van Duitsland afgepakt en opnieuw verdeeld onder de overwinnaars Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Zuid-Afrika, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland.
Het Duitse leger bestond voortaan uit een landmacht van ten hoogste 100.000 man.