De liberale hervormingen van de parlementaire democratie en de grondwet bood de confessionelen, protestanten en katholieken, de mogelijkheid om meer politieke invloed uit te oefenen en hun eigen scholen op te richten.
De loskoppeling van Kerk en Staat en het wereldse karakter van het openbaar onderwijs was hen echter een doorn in het oog. Hoewel confessionelen en vooral de katholieken mee hadden gelift met de voortvarende liberalen, keerden zij zich na 1848 af van hen af. Het geloof moest leidend zijn: thuis, in de politiek en op school. Door samen te werken, wisten katholieken en protestanten de politieke dominantie van de liberalen te breken.