Vanaf 1815 was Nederland een koninkrijk waarbij de zuidelijke en noordelijke Nederlanden waren samengevoegd. Willem I en zijn zoon Willem II lieten zich graag met veel pracht en praal portretteren als absoluut vorst. De werkelijkheid was anders. De macht van beide vorsten werd vanaf het begin van ieders regeerperiode uitgedaagd door de steeds invloedrijkere liberalen.
Willem I spande zich in voor de economische ontwikkeling van zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden. Toch waren vooral de liberalen in de zuidelijke Nederlanden niet blij met de weinig democratische koning. Op zijn beurt moest Willem I weinig hebben van de roep om meer politieke medezeggenschap.
Willem II die in 1840 de troon besteeg, was nog afkeriger van politieke hervormingen dan zijn vader. Zijn verhouding met de belangrijkste liberaal J.R. Thorbecke was uitermate koeltjes. Angst voor revolutie en sociale onrust bracht hem er in 1848 toe om een commissie onder leiding van Thorbecke opdracht te geven een moderne democratische grondwet te ontwerpen. Zoals Willem II later zelf verwoordde werd hij in één nacht van zeer conservatief tot zeer liberaal.