De grondwetswijziging van 1848 legde de basis van ons moderne parlementaire stelsel. Hoewel allerlei politieke spelregels in de loop van de jaren zijn ontstaan, ligt de kern van de moderne politiek bij de grondwet zoals die door Thorbecke is vastgesteld.
Enkele belangrijke kenmerken van de grondwet van 1848:
Voor het eerst werden de grondrechten van burgers nauwkeurig omschreven. Daartoe behoorden meervoudige vrijheden zoals de vrijheid van godsdienst, persvrijheid
De staatsmacht bestond uit duidelijke gescheiden machten: bestuurlijke, wetgevende en rechterlijke macht.
Invoering van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoordelijk, de koning is onschendbaar. De macht van de koning werd daardoor meer symbolisch omdat de ministers die het beleid bepaalden daarvoor ook zelf verantwoordelijk waren.
Rechtstreekse verkiezingen van de leden Tweede Kamer door het volk in plaats van de verkiezingen via het districtenstelsel. 'Het volk' bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden (vanaf 1850 ongeveer 10% van de volwassen mannen!)
De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering.
De vergaderingen van alle vertegenwoordigende lichamen zijn openbaar.
De mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
Het recht van amendement voor de Tweede Kamer.
Het recht van onderzoek (enquête) aan de Tweede Kamer.
Jaarlijkse vaststelling van de begroting in plaats van een tweejaarlijkse vaststelling.