Schema - 2

18e eeuw - Standenmaatschappij
De standenmaatschappij was in de achttiende eeuw in de meeste landen nog de normale situatie. De politieke invloed en medezeggenschap van de derde stand was nihil. De vorst werd beschouwd als plaatsvervanger van God op aarde, stond boven de wet was in die zin onaantastbaar. Bekendst voorbeeld van absolute macht is de regeerperiode van Lodewijk XIV, de ‘Zonnekoning’, die zich omringde met een indrukwekkende hofhouding en zo uitdrukking gaf aan zijn onbeperkte macht.

Franse revolutie
De Franse Revolutie was een gewelddadige politieke omwenteling waarbij de absolute macht van de koning werd gebroken. Bovendien werd er afgerekend met de dominante positie van de geestelijkheid en de adel. De bevolkingsgroep die het meest profiteerde van de afbraak van de standenmaatschappij was de opkomende burgerij.

19e eeuw - Bourgeoisie
De Franse Revolutie maakte het mogelijk dat de economische macht van de opkomende burgerij, de bourgeoisie ook werd omgezet in politieke macht. In de 19de eeuw werden de politieke vertegenwoordigers van de burgerij, de liberalen, steeds belangrijker in de politiek. Zij namen het initiatief in de democratisering van de maatschappij.