Hoe?

Arbeiders
Door oprichting van vakbonden konden arbeiders verbeteringen afdwingen bij fabrikanten. De Socialistische Democratische Arbeiders Partij (SDAP, 1894) werd een belangrijke factor in de politiek met grote potentiƫle macht. Omdat het algemeen kiesrecht in de 19de eeuw nog niet was ingevoerd stonden socialisten in dubio over de beste strategie: revolutie of deelname aan het bestaande politieke bestel.

Vrouwen
Er bestond geen feministische politieke partij. Het feminisme was een beweging, actief op politiek en maatschappelijk terrein. Feministen gaven eigen kranten uit, demonstreerden, hadden eigen verenigingen, boden petities aan, enz. Deels werd vrouwenemancipatie gezien in het bredere kader van arbeidersemancipatie. Het burgerlijke feminisme richtte zich meer in het algemeen op het recht op volwaardige deelname van de vrouw aan het openbaar leven met toegang tot politiek en onderwijs.

Katholieken
Katholieke politici in het parlement sloten zich voor 1848 aan bij de hervormingsgezinde liberalen. Na invoering van de nieuwe grondwet tot 1848, leidde de schoolstrijd tot een breuk tussen katholieken en liberalen. In 1897 werd een landelijke katholieke kiesvereniging opgezet, voorloper van de Rooms-katholieke Staatspartij (RKSP, 1927). Het recht om katholieke scholen op te richten werd daadkrachtig ter hand genomen. Talloze Rooms-katholieke internaten werden vanaf de tweede helft van de 19e eeuw opgericht.

Protestanten
Een belangrijk instrument vormde de politieke partij. Abraham Kuyper, politiek voorman van het gereformeerde deel van het volk, richtte in 1879 de eerste landelijk politieke partij op: de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Om meer druk uit te kunnen oefenen in het parlement had hij meer zetels nodig. Daarom was Kuyper voorstander van uitbreiding van het kiesrecht.