De Nationale Vergadering had op 4 en 5 augustus 1789 besloten om alle overblijfselen van het Ancien Regime (van het absolutisme) af te schaffen. De koning ging daar in eerste instantie niet op in.
De Parijse bevolking eiste dat de koning naar Parijs moest komen. Dit deed het koninklijk echtpaar. Zij vestigden zich in de Tuilerieen, een paleis middenin de stad. Uit vrees voor nieuwe opstanden besloot de koning de besluiten van de Nationale Vergadering goed te keuren.
De Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (Verklaring van de rechten van de mens en de burger) werd op 26 augustus 1789 door de Nationale Vergadering aangenomen. Het is één van de beroemdste documenten uit de Franse Revolutie, het gaat over mensenrechten en grondrechten.
In de grondwet kwam te staan dat de hoogste macht bij het volk berustte. Het kerkelijke grondbezit was voortaan van de staat. Pastoors zouden voortaan door het volk gekozen worden. Hierbij kwam er natuurlijk tegenstand van de gelovigen en van de paus.
Op 3 september 1791 werd de nieuwe grondwet afgekondigd. Frankrijk werd een parlementaire monarchie met een zwakke uitvoerende macht (de koning) en een wetgevende volksvertegenwoordiging. Alle ambtenaren, rechters en juristen zouden gekozen moeten worden. Er kwamen openbare rechtbanken. De staat werd verdeeld in 83 departementen met zelfstandig bestuur. De slogan ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ werd steeds populairder.
De radicalen wilden de hervormingen nog verder doorvoeren. Deze groep bestond vooral uit inwoners uit Parijs, werklieden en boeren. Zij hadden een belangrijke rol in de revolutie gespeeld maar zij hadden nog niet direct voordeel uit de revolutie gehaald. Zij streefden ernaar om de monarchie te vervangen voor een republiek. Zij wilden stemrecht voor iedereen, verhoging van de lonen en verlaging van de prijzen.
Deze radicale groep, de Jakobijnen, werden geleid door Robespierre. Zij wonnen van de gematigde Girondijnen. Robespierre begon een terreurcampagne tegen alle tegenstanders, ook tegen revolutionairen. Girondijnen werden gedood, adel en eigenlijk alle ‘vijanden’ werden van kant gemaakt door de Jakobijnen. Zij gebruikten daarvoor de guillotine. 50.000 Fransen werden gedood onder de guillotine. De guillotine werd door de revolutionairen gezien als een humaan middel om een executie in het openbaar te voltrekken. De guillotine werd in de jaren van de revolutie uitgevonden door de geneesheer Joseph-Ignace Guillotin (1738-1814). Dagelijks reden er karren met mensen die terecht gesteld moesten worden. Op het plein werden zij onthoofd met de guillotine. De menigte van mensen juichten dan. Het was voor de menigte een spektakel. De Jakobijnen geloofden dat de executies noodzakelijk waren om Frankrijk en de revolutie te redden. Doel was een nieuwe samenleving te creëren.