De koloniale Europese grootmachten zijn in de 18e eeuw elkaars concurrenten. Iedere grootmacht wilde de grootste zijn en wilde zijn rijk uitbreiden. Op politiek gebied werd er hard ingezet op een agressieve harde buitenlandse politiek: oorlog voeren. In economisch opzicht wilde elke grootmacht zijn economie beschermen tegen andere koloniale grootmachten. Protectionisme vierde hoogtij.
Engeland was destijds de grootste grootmacht. Grote delen van Noord-Amerika waren Engels, waaronder de 13 koloniën die later de onafhankelijkheid verklaarden. Het Britse Rijk voerde veel oorlog en raakte daardoor in financiële problemen. Koning George verhoogde daarom de belastingen in de 13 koloniën. De maatregelen bestonden uit het innen van belastingen: op suiker, op papier, op thee. In de 13 kolonies brak protest uit. Hierdoor verenigden de 13 kolonies zich. Er kwam een gemeenschappelijk optreden tegen het Britse moederland. Gevolg was dat er een stroom van pamfletten gepubliceerd werd waarin de 13 koloniën ageerden tegen de Engelse kolonisator.
Er kwam geen verandering in het beleid van koning George. Daarom kwamen vertegenwoordigers van de 13 koloniën in opstand tegen de door de Britten ingevoerde belastingen tussen 1764 en 1774, onder het motto ’No taxation without representation’. Op 16 december 1773 kwamen drie Engelse schepen vol met thee aan in de haven van Boston. De schepen wilden vertrekken maar zij werden tegengehouden.
Duizenden mensen liepen naar de schepen toe. Ze gingen verkleed als Indianen. Ze klommen aan boord, braken de 342 theekisten open, en gooiden vervolgens voor ruim 10.000 pond aan thee inclusief invoerrechten in het water. De omstanders moedigden de actie aan. De Engelse regering reageerde met de Dwang-wetten (Coercive of Intolerable Acts). Deze gebeurtenis, de Boston Tea Party, wordt aangeduid als de aanleiding tot het uitbreken van de onafhankelijkheidsoorlog.
Na de Boston Tea Party verhevigde de strijd tussen de kolonisten en de Britten zich. Toch waren er afgevaardigden in het Congres tegen een oorlog. Deze groep wilde een vreedzame band onderhouden met de Britten. Zij stelden een petitie op voor de koning, waarin zij uitlegden dat zij geen bezwaar hadden tegen hem, maar tegen zijn Parlement. De koning verwierp de petitie en verklaarde dat Amerika in opstand was en noemde alle afgevaardigden van het Congres landverraders. Groot-Brittannië verbood vervolgens alle handel met de 13 koloniën en nam 20.000 Duitse huurlingen (beroepssoldaten) in dienst om in de 13 koloniën te vechten. De onafhankelijkheidsoorlog was begonnen.
Ca. 400.000 Amerikanen sloten zich aan bij hun plaatselijke militie of bij het zogenaamde beroepsleger (het Continentale Leger). De opperbevelhebber van het beroepsleger was George Washington. Hij had ca. 5.000 beroepssoldaten onder zich. Er werden veel veldslagen gevoerd. De kolonisten waren niet zo goed georganiseerd maar toch hielden zij stand en behaalden overwinningen. De Britten hielden tot maart 1776 stand in Boston; toen trokken ze zich uit de stad terug. In juni leden ze nog een nederlaag in Charleston, South Carolina. In 1782 startte Engeland de vredesonderhandelingen met de Verenigde Staten (de voormalige 13 koloniën). De Britse troepen trokken zich terug. Kort daarop werd de stichting van de Verenigde Staten van Amerika als een onafhankelijke republikeinse federatie erkend (1783, vrede van Parijs). In de jaren die volgden schaarden Frankrijk, Spanje en Nederland zich achter de nieuwe natie. De Verenigde Staten werden snel door andere grootmachten erkend. Het was een aantrekkelijk land met veel mogelijkheden waarin zij wilden investeren.
Bekijk op Wikipedia meer informatie over de veldslagen.