![]() |
![]() |
Jean-Jacques Rousseau publiceerde in 1762 ‘Du Contrat Social ou Principes du droit Politique’. Daarin verkondigde hij dat de volkswil de basis was voor het staatsgezag en daarmee ook van het recht. Een maatschappij was volgens Rousseau een verzameling burgers die een onderling contract met elkaar afsloten. Rousseau´s ideeën over de verhouding tussen de volkswil en de staatsmacht worden gezien als fundament van de moderne democratie. Een gezonde maatschappij vroeg volgens Rousseau om een terugkeer naar een natuurlijke toestand. Daarin stonden deugden als oprechtheid, eenvoud en gevoeligheid voorop. In de Romantiek was het mode om een oervorm van de menselijke samenleving te idealiseren. Rousseau is een Verlichtingsfilosoof die uitging van een door de mens maakbare samenleving.
Zijn ideeën over de staat als uitdrukking van de volkswil leidden ook tot kritiek. Dictators zouden met Rousseaus ideeën hun macht kunnen rechtvaardigen door te stellen dat zij de volkswil vertegenwoordigen.
![]() |
![]() |
Spinoza stond voor een vrijere interpretatie van de bijbel. In zijn belangrijkste werk De Ethica beschreef hij God niet als het superwezen die de wereld naar een vooropgezet plan de wereld schiep, maar als letterlijk alles: de natuur, de mensen, de dieren en het heelal. Spinoza geloofde dat slechts complete vrijheid een dergelijk besef mogelijk maakte.
Vrijheid hield volgens hem in: onafhankelijkheid en vrij zijn van je eigen emoties. Spinoza past goed in de traditie van het rationeel optimisme omdat hij de mens en zijn intellectuele vermogens centraal stelde. Hij introduceerde een nieuw godsbeeld met nieuwe denkbeelden omtrent de relatie tussen mens en God. Dergelijke denkbeelden werden in de zeventiende en achttiende eeuw besproken op informele bijeenkomsten met andere wetenschappers en intellectuelen. Spinoza ontwikkelde met zijn bijeenkomsten een netwerk van vrijdenkers.
![]() |
![]() |
Voltaire wordt gezien als een van de belangrijkste denkers van de Verlichting. Speerpunten in de ideeën van Voltaire waren: intellectuele vrijheid en een vurige strijd tegen onwetendheid, corruptie en bekrompenheid. Met zijn drang naar vrijheid kwam hij veelvuldig in botsing met de toen nog alomvattende macht van de kerk.
Fundament van kennis en vrijheid was volgens Voltaire het verstand dat mensen in staat stelt te denken. Hij was fel criticus van de maatschappij waarin hij leefde maar werd later ook zelf bekritiseerd om vermeend racisme en antisemitisme. Voltaire was een welkome gast aan menig vorstenhuis waaronder aan dat van Frederik de Grote. Hij had in die rol grote invloed op het intellectuele leven van zijn tijd. Voltaire past goed in het rationeel optimisme van de Verlichting vanwege zijn fascinatie voor de maakbare samenleving.
![]() |
![]() |
John Locke was een gelovig man en tegelijkertijd Verlichtingsdenker. Hij stelde zich kentheoretische vragen als: hoe komen we tot kennis? Hoe kunnen wij de kennis beoordelen en waarin verschilt ware kennis van opinie?
John Locke geloofde in de redelijke vermogens van de mens. Belangrijk uitgangspunt voor zijn ideeën over de staat was het zogenaamde natuurrecht. Dit natuurrecht was een universeel voor ieder individu geldend recht waartoe o.a. het recht op leven, op vrijheid en eigendom toe behoorden. De staat was volgens Locke een overeenkomst tussen burgers die hun natuurlijke rechten overdroegen aan de overheid. Deze constructie leverde de mens de grootst mogelijke veiligheid en bestaanszekerheid op. Locke wordt gezien als een belangrijke grondlegger van het liberalisme.