De periode voor en na 1600 is het tijdperk van de wetenschappelijke revolutie. Vaak wordt het werk van de Poolse wetenschapper Copernicus, ´Revolutionibus orbium coelestium´ (Over de bewegingen van de hemelsferen’) dat in het jaar van zijn dood 1543 verscheen als beginpunt genomen. Dit werk betekende een breuk met de traditionele zienswijze dat de aarde het middelpunt was van de kosmos.
Copernicus bewees dat niet de aarde maar de zon het middelpunt was waar de aarde en de overige planeten omheen draaiden. Een dergelijke aantasting van het Bijbelse wereldbeeld werd niet getolereerd door de kerk omdat het de autoriteit van de Bijbel en de kerkelijke leer aantastte. Na 1600 kregen wetenschappers te maken met forse tegenwerking van de kerk. De kerk beschuldigde de invloedrijke wetenschapper Galileo Galilei, van ketterij omdat hij aanhanger was van het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus. Pas in 1992 werd de naam van Galilei door de Rooms-katholieke kerk gezuiverd en werd hij door paus Johannes Paulus II erkend als gelovig mens.