Tot 1600 was het wereldbeeld nog geheel schatplichtig aan dat van de oude Grieken. Van de voorstelling van het heelal en de aarde zoals Aristoteles en Ptolemaeus die hadden, ging een onbetwistbare autoriteit uit. Nieuwe theorieën werden op hun waarde geschat door ze te toetsen aan de wetenschappelijke inzichten van de oude Grieken.
Experimenten en waarneming vormden nog niet het fundament van de wetenschap. Het fundament van wetenschappelijke activiteit in de Middeleeuwen was de Bijbel en het wereldbeeld van de oude Grieken.