
Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat iemand iets nu aan het doen is.
Je gebruikt altijd het werkwoord 'to be'.
Je maakt ook altijd van het werkwoord de '-ing' vorm.
We maken de Present Continuous in 3 stappen:
1. kies uit: am / is / are
2. werkwoord
3. + ing
Vraag: My husband pasta for diner. (cook)
Antwoord: My husband is cooking pasta for diner. (cook)
Voorbeelden:
Ook in vraagzinnen en ontkennende zinnen kun je de present continuous gebruiken. We plaatsen bij de vraagzinnen 'am/are/is' vooraan in de zin. Bij ontkenningen komt het woordje 'not' tussen de 2 werkwoorden in te staan. Zie in de tabel hieronder:
| Vraagzin | Ontkenning | |
| I am cooking. | Am I cooking? | I am not cooking. |
| You are cooking. | Are you cooking? | You are not cooking. |
| He is cooking. | Is he cooking? | He is not cooking. |
| We are cooking. | Are we cooking? | We are not cooking. |
| You are cooking. | Are we cooking? | We are not cooking. |
| They are cooking. | Are they cooking? | They are not cooking. |