Stap1

 

De crisisjaren in Nederland
De economische wereldcrisis die eind 1929 begon, sloeg al snel over naar andere landen. Ook in Nederland sloeg deze economische crisis toe. De jaren dertig van de 20ste eeuw werden daardoor crisisjaren. In deze jaren Nederland telde in 1930 op 7,8 miljoen mensen 100.000 werklozen (1 op de 78 Nederlanders). Zes jaar later, in 1936, telde Nederland 8,5 miljoen mensen en bijna 500.000 werklozen (1 op de 17 Nederlanders).

Als je alleen kijkt naar de beroepsbevolking (alle inwoners van 15-65 jaar die werken of willen werken) zijn de werkloosheidcijfers nog veel indrukwekkender: op het hoogtepunt van de crisisjaren, in 1936, is van alle vier Nederlandse arbeiders er één langer dan een jaar werkloos.

Als je de mensen die een tijdelijk (seizoens-)baantje hadden niet meetelt, kom je nog altijd uit op een werkloosheidscijfer van bijna 20%.

De regering van minster-president Colijn wilde vooral niet teveel geld uitgeven. Nederlanders moesten maar voor zich zelf zorgen, dat moest de overheid niet voor hen doen. Dit heet een nachtwakersstaat. Een nachtwakersstaat betekent dat de overheid zich zo min mogelijk met de levens van haar burgers bemoeit en alleen moet zorgen voor het strikt noodzakelijke.