Staatsvorming

Grootmachten op het Europese politieke toneel in de 17e eeuw waren de Oostenrijkse en Spaanse Habsburgers, Engeland, Frankrijk (huis van Bourbon) en de Republiek der Nederlanden. De strijd tussen de grootmachten en de godsdienstoorlogen waren in de 17e eeuw aan de orde van de dag. De manier waarop oorlogen werden beslecht, veranderde.
Door militaire vernieuwingen en de ontwikkeling van nieuw wapentuig waaronder het handvuurwapen, waren vorsten gedwongen tot een herinrichting van het defensieapparaat. Er kwamen staande professionele legers in plaats van huurlegers.
Deze staande legers oefenden permanent met de nieuwe wapens. Omdat ook de omvang van de legers enorm toenam, waren overheden gedwongen tot ingrijpende financiƫle hervormingen.

Daarbovenop kwam nog het feit dat het geldverslindende karakter van oorlogen toenam omdat oorlogen door professionalisering van het militair apparaat langer gingen duren. Dit alles vroeg om een nieuwe rol van de overheid. De vorst probeerde de macht naar zich toe ging trekken en het verzet van de adel te breken. Een efficiƫnt ambtenarenapparaat dat belasting ging innen van de onderdanen was voor de vorst noodzakelijk. De centralisatie van de macht was voor vorsten noodzakelijk om zich staande te houden ten opzichte van rivaliserende staten.