Conflicten vorsten met adel en steden - 1

In de Middeleeuwen vormde de hoge adel (en de daarvan afhankelijke lagere adel) een hiƫrarchische klasse van grootgrondbezitters, die de beschikking had over militaire middelen en land. De vorst kon in geval van gewapende conflicten een beroep doen op de adel. De adel was een gesloten kaste met een eigen cultuur en taalgebruik waarvan je door geboorte deel uitmaakte. In de late Middeleeuwen werd de positie van rijke handeldrijvende burgers in de steden steeds belangrijker. Personeel voor de uitdijende koninklijke bureaucratie werd steeds meer gerekruteerd uit deze nieuwe klasse van goed opgeleide burgers. De macht van de adel kalfde daarmee langzaam af. Steden kregen door handel meer macht en hadden bestuur en rechtspraak vaak in eigen hand. De adel kon hier weinig tegen uitrichten omdat zij geen handel mochten drijven. Na 1500 toen de bevolking groeide en de prijzen stegen(voedselschaarste) bleef het inkomen van de adel achter. Pachtafspraken werden voor lange perioden vastgesteld en konden niet zonder slag of stoot worden aangepast. De adel werd qua inkomen afhankelijker van de vorst die daar graag misbruik van maakte.

In het proces van staatsvorming probeerden vorsten belastingmaatregelen te nemen die ten koste gingen van de machtsposities van de adel en de steden. Een gecentraliseerde staat kon alleen bereikt worden als de macht van de delen werd beperkt en als er een efficiƫnt belastingstelsel werd ingevoerd om de hoge kosten van een uitdijende bureaucratie en van oorlogen met rivalen te kunnen bekostigen.