Kunst in de Middeleeuwen werd in opdracht gemaakt van de Kerk en de adel en had praktisch altijd een religieus karakter. Kunstenaars bleven anoniem en signeerden hun werk niet, de makers werden gezien als ambachtslieden. De eerste kunstenaars die trots hun naam verbonden aan hun ontwerp of kunstwerk vinden we in het tijdperk van de Renaissance. Zij vergaarden een maatschappelijke hoge status en baseerden hun werk op wetenschappelijk onderzoek. Die onderzoekende houding was geïnspireerd op de cultuur van de klassieke oudheid. Het weergeven van juiste verhoudingen en proporties en een toepassing van wetenschappelijk inzicht in natuurwetten en perspectief, werd kenmerkend voor het technisch zeer hoogstaande werk van de Renaissancekunstenaars. Dat verklaart ook het feit dat deze kunstenaars vaak op zo veel terreinen tegelijkertijd actief waren.
Aan hun werk lag een enorme nieuwsgierigheid en onderzoeksdrift ten grondslag. Om de werkelijkheid te doorgronden, deden deze kunstenaars onderzoek op tal van terreinen. Die zucht naar kennis leidde bij vele kunstenaars tot een enorme veelzijdigheid en activiteiten in uiteenlopende disciplines. Leonardo da Vinci is een bekend voorbeeld van deze ‘uomo universale’ (universele mens). Hij was kunstenaar, geleerde, technicus en uitvinder.