Inleiding - Kruistochten

De kruistochten vormen een opmerkelijk deel van de westerse geschiedenis. Gedurende een periode van tweehonderd jaar (1096 – 1291) vertrokken er groepen vanuit alle hoeken van West-Europa naar Jeruzalem om Het Heilige Land op de moslims te veroveren. Daarbij speelden verschillende motieven een rol. Religieus enthousiasme en de oproep van de paus (‘God wil het!’), was een belangrijke drijfveer om mee te doen met de kruistochten. Maar er speelden ook machtspolitieke factoren een rol.

De paus zag een mogelijkheid om zijn gezag binnen de christelijke wereld (in zowel het westen als het oosten) te herstellen. De adel en de ridders werden naast oprechte religieuze motieven even hard gedreven door zucht naar avontuur en macht. De resultaten van de kruistochten waren concreet gezien erg mager.
Zowel het Byzantijnse rijk als Het Heilige Land werden na twee eeuwen strijd deel van het Ottomaanse rijk.

Toch was de periode van de kruistochten belangrijk voor Europa. Naast een zeer gewelddadige periode, was het ook een periode waarin nieuwe handelscontacten werden gelegd en er een uitwisseling van ideeën tussen de Arabische en de christelijke wereld tot stand kwam. De kruistochten verruimden het beperkte wereldbeeld van de middeleeuwse mens.