Het Byzantijnse rijk was de voortzetting van het oostelijk deel van het Romeinse rijk. De cultuur, religie en de taal waren overwegend Grieks. De inwoners zagen zichzelf echter als directe erfgenamen van het Romeinse Rijk en Byzantijnse keizers spiegelden zich aan de Romeinse keizers. Het Oost-Romeinse rijk vormde voor West-Europa een belangrijke buffer tegen het Arabische Rijk en de Centraal-Aziatische rijken van de Seltsjoeken en Mongolen.
Het Byzantijnse Rijk had grote invloed op de cultuur en wetenschap in West-Europa. Kennis uit de klassieke Oudheid werd veelal bewaard in het Byzantijnse rijk en uiteindelijk via Arabieren opnieuw in Europa geïntroduceerd. In de laatste eeuwen van zijn bestaan slonk het Byzantijnse grondgebied door veroveringen van Arabieren, Perzische Sassaniden en Ottomanen. Vanaf 1204 raakte het Byzantijnse rijk definitief op zijn retour en kwam er een grote uittocht op gang van intellectuelen en kunstenaars naar het steeds welvarender Europa en in het bijzonder Italië. In 1453 viel het doek voorgoed met de verovering van Constantinopel door de Ottomaanse sultan Mehmet II (zie afbeelding).