Inleiding - Conflicten in de christelijke wereld

In de 10e eeuw had de Duitse keizer de zeggenschap naar zich toe getrokken om hoge geestelijken zoals bisschoppen en abten in het Duitse rijk te benoemen. De benoeming van bisschoppen als leenman werd een gebruikelijk strategie van de keizer. Het feit dat bisschoppen niet mochten trouwen had als voordeel dat hun leen niet overerfbaar was. In theorie viel de leengrond na hun dood automatisch terug aan de keizer. Dit in tegenstelling tot de situatie bij wereldlijke leenmannen die hun leen als overerfbaar bezit waren gaan beschouwen.

In de praktijk leidden de keizerlijke benoemingen nogal eens tot ongewenste situaties. De benoemde bisschoppen waren immers niet geselecteerd op hun religieuze kwaliteiten. Zij trokken zich weinig aan van het celibaat en in de 9e en 10e eeuw kwamen bisschoppen herhaaldelijk in opspraak door simonie: de lucratieve handel in geestelijke zaken en ambten.

In de 11e en 12e eeuw bevond de Katholieke Kerk zich in een crisis die zich manifesteerde in de volgende ontwikkelingen: