Maak beiden een lijst van tien samenstellingen met een tussenletter.
Zorg dat je zelf de goede schrijfwijze weet.
Zoek de schrijfwijze eventueel op internet of in een woordenboek op.
Gebruik andere voorbeelden dan in de oefeningen.
Geef elkaar een dictee van deze tien woorden.
Kijk de woorden bij elkaar na en bespreek eventuele fouten met elkaar.
Laat je werk eventueel controleren door je docent.