De ambachtslieden in de steden organiseerden zich in gilden. Dat waren belangenorganisaties voor personen van hetzelfde beroep. Lidmaatschap vanuit een bepaald beroep was meestal verplicht. De regels voor onderlinge concurrentie werd via de gilden geregeld maar ook de voorwaarden omtrent lidmaatschap, kwaliteitsregels van geleverde producten en de opleiding van gezel (leerling) tot meester werden nauwkeurig beschreven en waren bindend voor de gildeleden. Probleem van de gilden was dat de regels vaak zo star waren dat vernieuwingen en verbeteringen buiten de deur werden gehouden.
Gilden waren beroepsverenigingen, maar zorgden ook voor een vorm van sociale zekerheid. In geval van ziekte of ouderdom werd een gildelid ondersteund door zijn gildebroeders.