Ontwikkelingen in de landbouw hebben in de geschiedenis vaak grote gevolgen gehad.
Tot de 11e eeuw waren de meeste mensen werkzaam in de landbouw. Ze werkten als horige in dienst van een landheer en waren niet vrij om te gaan en staan waar ze wilden. Allerlei verplichtingen bond hen aan hun heer. Na het jaar 1000 werden er in Europa steeds meer woeste gronden ontgonnen. De oorspronkelijke natuur werd omgevormd tot landbouwgebied.
De intrede van de ijzeren ploeg, het gebruik van paarden als trekdieren, en het gebruik van het drieslagstelsel betekenden voor de productie van voedselgewassen een belangrijke stap vooruit. De opbrengsten werden groter waardoor meer monden gevoed konden worden. De bevolking begon als gevolg van de ontwikkelingen in de landbouw sterk te groeien. De overschotten aan landbouwproducten konden worden verhandeld. In steeds meer steden werden markten georganiseerd waar handelswaar kon worden verkocht.
Animatie: landbouwgrond werd in drie stukken verdeeld. Het ene jaar verbouwde men in het najaar wintergranen zoals tarwe en rogge op de akker en het volgende jaar zaaide de boer een zomergraan zoals haver of gerst in het voorjaar en het derde jaar werd er niets op de grond verbouwd en mocht de grond ‘rusten’. Zo werd uitputting van de grond voorkomen. Dit werd het drieslagstelsel genoemd.