Met de pauselijke zegen op zak reisde de Engelse Bonifatius naar Utrecht, naar zijn collega Willibrord. Net als Willibrord ondervond hij de afwijzende houding van de Friezen. Veel Germanen en Friezen hadden geen boodschap aan het christendom. Bonifatius probeerde de Germanen te doen inzien dat hun goden machteloos waren door op tal van plaatsen de heidense heiligdommen met de grond gelijk te maken en er kerken en kloosters voor in de plaats te bouwen.
Behalve kerken en kloosters stichtte Bonifatius ook instellingen waar religieus onderwijs werd gegeven. Als erkenning voor zijn werk benoemde de nieuwe paus Gregorius lll hem in 732 tot aartsbisschop - zij het zonder zetel. Toen Bonifatius op 5 juni 754 onderweg was naar een door hemzelf afgekondigd doopfeest bij Dokkum, werden hij en zijn ca. 50 metgezellen door een groep Friezen vermoord.