Plato (427-347)
Plato was een leerling van Sokrates. Hij voerde de redenering van Sokrates verder door. Waar Sokrates nog zocht naar algemeen geldende definities, die hij als objectieve kennis beschouwde, ontwierp Plato een compleet wereldbeeld waarin de definities of abstracties echt bestaan in een hogere werkelijkheid. Deze ware werkelijkheid kunnen we niet met onze zintuigen waarnemen. Wat we waarnemen zijn slechts de afspiegelingen van de werkelijkheid. Kennis van de echte werkelijkheid kunnen we enkel bereiken door het denken.
Deze theorie wordt Plato’s Ideeënleer genoemd. Plato onderscheidt twee werelden. In de waarneembare wereld is alles veranderlijk en vergankelijk; dit is het domein van de opvattingen en meningen. De ware wereld is eeuwig en onveranderlijk. Hier bevinden zich de ‘essenties’ (in het Grieks ‘ideeën’) van alles wat we met onze zintuigen waarnemen; deze wereld is ‘ideaal’. Dit is het domein van de zekere kennis en de objectieve waarheid. De allerhoogste Idee is het Goede. Dit dualisme – de theorie dat er twee werelden zijn – uit zich ook in een onderscheid tussen het menselijk lichaam, veranderlijk, sterfelijk, waarneembaar, en een onveranderlijke, eeuwige kern, de ziel.
Ook de inrichting van de samenleving zou volgens Plato moeten worden gebaseerd op kennis van de ware werkelijkheid. Alleen wie over inzicht in de Ideeënwereld beschikt is in staat de polis te besturen. In de ideale staat is daarom een filosoof aan de macht. Alleen een koning-filosoof kan op grond van zijn kennis van het Idee van het Goede de goede besluiten nemen. Mensen die leven in de illusie dat de wereld die ze waarnemen echt is, hebben geen enkel recht van spreken. Van de democratie moest Plato dan ook niets hebben.
Wij mensen zijn in de ogen van Plato als de gevangenen die van geboorte af aan in deze grot zitten opgesloten. Zij weten niet beter of wat zij op de muur voor hen zien echte dingen zijn. Zij hebben er geen idee van dat er een ‘ware werkelijkheid’ is.