Natuurfilosofen

In Ionië begint het verhaal van de Griekse filosofie. Eeuwenlang hadden mensen voor het beantwoorden van levensvragen hun toevlucht genomen tot bovennatuurlijke verklaringen, waarin goden en helden een grote rol speelden.

Het waren Grieken die als eersten probeerden een antwoord te vinden door verklaringen te zoeken voor verschijnselen die ze waarnamen zonder een beroep te doen op bovennatuurlijke krachten.

Thales: 'Alles bestaat uit water'
Rond 600 probeerde in de stad Milete aan de westkust van het huidige Turkije ene Thales een verklaring te vinden voor de verschijnselen die hij waarnam.
Een van de waarnemingen die een cruciale rol heeft gespeeld in het verdere denken betreft de veranderlijkheid van zoveel verschijnselen.
Die veranderlijkheid strookte niet met het idee van een constante natuur. Daarom gingen Thales en na hem andere denkers op zoek naar een eenheid, een basisprincipe in de natuur. Voor Thales was dat water: alles zou uit water zijn getransformeerd. Water kon immers de vorm aannemen van gas, vloeistof en ijs. Andere ‘natuurfilosofen’ (zoals ze vaak worden genoemd) zochten naar een andere ‘oerstof’ of een ander ‘principe’.

Herakleitos: ‘Alles verandert voortdurend’
Herakleitos (rond 550) ging er van uit dat vuur het basisprincipe in de natuur vormt. Vuur duidt op een proces (verbranding).

Voor Herakleitos was het wezenlijke kenmerk van de natuur dat alles juist aan verandering onderhevig is.
Hij meende dat die verandering wel een wetmatigheid kende: de dingen gaan voortdurend over in hun tegendeel (dag-nacht, leven-dood etc.).
Plato vatte Herakleitos theorie bondig samen met de beroemd geworden woorden ‘panta rei’: alles stroomt, alles is in beweging en niets blijft wat het was.

Parmenides: 'Wat we zien is niet echt'
In Elea in Zuid-Italië bedacht Parmenides rond 550 precies het tegenovergestelde van Herakleitos: alles wat aan verandering onderhevig is kan niet echt ‘zijn’.

De ware werkelijkheid zou volgens hem onvergankelijk, onveranderlijk en ondeelbaar moeten zijn. Omdat alles wat wij met onze zintuigen waarnemen duidelijk niet aan deze eisen voldoet, nemen wij logischerwijs de werkelijkheid niet waar. De ware werkelijkheid kunnen we volgens Parmenides alleen leren kennen door te denken.

Demokritos: ‘Alles bestaat uit atomen’
De denker die in onze ogen het dichtst onze huidige wetenschappelijke inzichten benadert is Demokritos (460-370).
Hij bedacht dat alles uit ondeelbare deeltjes zou moeten bestaan. Hij noemde die deeltjes ‘atomen’, naar het Griekse woord voor ‘ondeelbaar’.

De verschillende combinaties en hoeveelheden atomen verklaren de verscheidenheid die we waarnemen.
Veranderingen ontstaan door samenvoeging of uiteenvallen van atomen.