Je leert hoe je de massa van een bepaalde stof berekent vanuit een reactievergelijking.
Hiermee kun je precies berekenen hoeveel je van stoffen nodig hebt om ze met elkaar te laten reageren en je kunt precies berekenen hoeveel er van een nieuwe stof ontstaat.
De wet van behoud van massa zegt dat de massa voor een reactie gelijk is aan de massa na de reactie. Antoine Lavoisier kwam in 1789 hier achter. Soms lijkt het net of klopt dit niet. Dit komt omdat je gasvormige producten ook mee moet rekenen. Bij de wet van behoud van massa moet je dus alle stoffen meetellen.
Vaste stoffen en vloeistoffen kun je gemakkelijk op een weegschaal wegen. Voor gasvormige producten is het echter lastiger om de massa te meten.
Om er toch achter te komen wat een bepaald gas weegt, moet je kijken naar het volume van een gas. Het is namelijk zo dat een gas bij dezelfde temperatuur en druk altijd hetzelfde volume heeft. Op die manier kun je dan omrekenen wat de massa van het gas is.
Tijdens de reactie verandert de samenstelling van de moleculen, maar de atomen blijven hetzelfde. Zie hieronder bijvoorbeeld de verbranding van methaan.
Bij de verbranding van methaan zijn de stoffen voor de reactie (CH4 en O2) anders dan de stoffen na de reactie (CO2 en H2O), maar kijk je naar het aantal atomen van elke soort, dan blijft dat gelijk. Alleen de samenstelling van de atomen is veranderd.
Met behulp van de molaire massa kun je berekenen wat de massa van een bepaalde
hoeveelheid stof is. Als de molaire massa van water 18,016 g/mol is, dan weet je dat 1 mol water een massa heeft van 18,016 g. Het is dan logisch dat 2,0000 mol water een massa van 2,0000 * 18,016 = 36,032 gram heeft. Je kunt de hoeveelheid gram en de hoeveelheid mol ook in elkaar omrekenen. Je kunt dit volgens het volgende schema doen:
Hieronder kun je kiezen om de uitleg hiervan te zien op video (A) en/of te lezen (B) .
Met behulp van het omrekenen van gram naar mol kun je berekeningen aan reactievergelijkingen doen. Bij berekeningen aan reactievergelijkingen is het belangrijk dat je weet dat alles in een reactievergelijking in (mol)verhoudingen staat.
Bijvoorbeeld de volgende reactievergelijking:
CH4 (g) + 2 O2 (g) → CO2 (g) + 2 H2O (g)
In dit geval reageert 1 molecuul CH4 met 2 moleculen O2. Omdat het om verhoudingen gaat kun je dus ook zeggen dat 1 mol CH4 reageert met 2 mol O2. Hieruit ontstaat dan 1 mol CO2
en 2 mol H2O.