Uitwerking

Maarten Luther

In de Middeleeuwen waren koningen en keizers afhankelijk van hun vazallen om hun gebieden te besturen. Deze edelen kregen in ruil voor hun hulp steeds meer zelfstandigheid en privileges. Een goed voorbeeld waren de hertogen van Bourgondië die de Nederlanden in bezit namen. Oorlogen werden steeds duurder. Voor hun machtsstrijd werden koningen, keizers en edelen daarom afhankelijker van de inkomsten uit de steden. Die werden steeds rijker door de groei van handel en nijverheid. De steden en gewesten betaalden belastingen aan de vorst, maar kregen in ruil daarvoor veel privileges (voorrechten), zoals stadsrechten.

Aan het einde van de Middeleeuwen probeerden koningen en keizers hun macht weer terug te krijgen door sterke staten te vormen. De koning van Frankrijk en de keizer van het Duitse rijk wilden meer eenheid krijgen in het bestuur. In de Nederlanden kreeg keizer Karel V als erfgenaam van de Bourgondiërs alle 17 gewesten in handen. Ook hij streefde naar centralisatie van het bestuur en van de belastingen vanuit de hoofdstad Brussel. Daarbij wilde hij minder rekening te houden met alle privileges die edelen, steden en gewesten in de loop van de tijd hadden gekregen. Edelen en steden wilden hun privileges natuurlijk behouden. Zij gingen zich verzetten tegen deze centralisatie.

Dit verzet kwam in de Nederlanden tot uitbarsting door de Reformatie of Hervorming. Dit was een beweging van mensen die de kerk wilde verbeteren, begonnen door Luther en Calvijn. Zij vonden dat gelovigen geen paus of priesters nodig hadden maar alleen de bijbel. Ook zagen ze veel fouten en misstanden in de Rooms-Katholieke kerk: machtsmisbruik, verkeerde uitleg van de bijbel, teveel pracht en praal in de kerk. Ook in de Nederlanden kreeg de Hervorming steeds meer aanhang, vooral van calvinisten. Calvijn leerde zijn volgelingen dat verzet tegen de overheid was toegestaan om het geloof.

Johannes Calvijn

Keizer Karel V wilde de hervorming bestrijden omdat de eenheid van zijn rijk hierdoor nog meer in gevaar kwam. Hij liet een Rijksdag houden in Worms in 1521, voor alle Duitse vorsten. Hier moest de hervormer Luther zich verdedigen. Hij werd veroordeeld en vogelvrij verklaard, maar niet gevangengezet. Luther had al teveel aanhangers en zijn ideeën waren mede door de boekdrukkunst al door heel Europa verspreid. Op de Rijksdag werd dus duidelijk dat een splitsing van de kerk niet meer was te voorkomen. Vorsten kozen partij voor of tegen de Reformatie. Uiteindelijk werd er een compromis gevonden: vanaf 1555 zou in de Duitse gebieden elke vorst zelf mogen bepalen welk geloof in zijn gebied was toegestaan. Deze regel heette: cuius regio eius religio: wiens gebied, diens godsdienst.

Ook in de Nederlanden publiceerde de keizer strenge wetten (plakkaten) tegen de Reformatie. De edelen die de plakkaten moesten uitvoeren, kregen hiermee steeds meer moeite. Ze hadden al last van de centralisering van het bestuur, en nu moesten ze ook nog hard optreden tegen de ketters. Dit maakte hen weinig populair bij de bevolking. Ook hadden ze weinig middelen om al die ketters te vervolgen.

Toen keizer Karel V werd opgevolgd door zijn zoon koning Filips II verergerde deze situatie. Filips vertrok naar Spanje maar hield vast aan de plakkaten tegen de hervorming. Een grote groep edelen diende in 1566 bij zijn plaatsvervangster Margaretha een verzoek in voor verzachting van de plakkaten. Ze leken tijdelijk hun zin te krijgen. Calvinisten namen nu de vrijheid om openlijk te gaan optreden. Ze organiseerden openluchtdiensten (hagepreken) en riepen zelfs op tot een gewelddadige Beeldenstorm waarbij vele kerken werden aangevallen.

Toen was het geduld van Filips II op. Hij stuurde generaal Alva met ervaren Spaanse troepen om zijn gezag te herstellen. Alva liet edelen en ketters gevangennemen. Zij werden veroordeeld door een speciale rechtbank: de Raad van Beroerten. Het harde optreden van de Spanjaarden leidde tot groeiend verzet bij grote delen van de bevolking. De hoogste edelman, stadhouder Prins Willem van Oranje, vluchtte het land uit, net als veel anderen die zich geuzen noemden. Willem van Oranje gaf leiding aan het verzet maar boekte weinig successen tegen de veel sterkere Spaanse troepen. Na veel tegenslagen veroverden de geuzen in 1572 volkomen onverwacht het stadje Den Briel. Andere steden volgden, vooral in het westen. De opstandelingen organiseerden zich in enkele gewesten en benoemden de Prins van Oranje tot hun stadhouder (leider).

Zo begon de Opstand die uiteindelijk zou leiden tot de vestiging van een nieuwe zelfstandige staat: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.