Het hart
Je hart maakt geluid. Dit wordt veroorzaakt door de hartkleppen en slagaderkleppen.
Een arts luistert naar de geluiden die het hart maakt met een stethoscoop.
Je kunt zelf het geluid ook horen, bijvoorbeeld door je oor op iemands borst te leggen.
Als je een wc-rolletje gebruikt hoor je het geluid nog beter.
Het hart is een spier die als een pomp werkt. Het rondpompen van het bloed door het hart kun je voelen. Bijvoorbeeld bij je pols of in je hals. Tijdens het rondpompen wordt de wand van de slagaders steeds iets naar buiten gedrukt . Dit gebeurt op het ritme van de hartslag.
Kijk of je je eigen hartslag kunt voelen en voer dan het practicum uit.
Practicum hartslag meten
Je gaat samen met een klasgenoot onderzoeken wat de invloed van inspanning op je hartslag.
Is je hartslag hoger of juist lager na een zware inspanning?
Hoeveel minuten duurt het voordat je hart weer net zo snel klopt als voor de inspanning?
Heb je dezelfde waarden als je klasgenoot? Kun je eventuele verschillen verklaren?
Benodigdheden:
- Stopwatch
- computer
Werkwijze
Je onderzoekt de invloed van inspanning op je hartslag.
Meet je hartslag in rust: tel 30 seconden het aantal hartslagen aan je pols of in je hals. Vermenigvuldig dit aantal met 2, om het aantal slagen per minuut te krijgen.
Noteer het aantal in de tabel.
Doe dan 15 diepe kniebuigingen. Meet onmiddellijk na de inspanning opnieuw je hartslag.
Herhaal dit nog vier keer: 1 minuut na de inspanning, 2 minuten na de inspanning, 3 minuten na de inspanning en 4 minuten na de inspanning.
Noteer de resultaten in de tabel.
Moment |
Aantal slagen in 30 seconden |
Aantal slagen per minuut |
In rust |
|
|
Direct na inspanning |
|
|
1 minuut na inspanning |
|
|
2 minuten na inspanning |
|
|
3 minuten na inspanning |
|
|
4 minuten na inspanning |
|
|
Schrijf een kort onderzoeksverslag.
Uitleg Begin uit te leggen waarom je het onderzoek gaat uitvoeren. |
|
Doel of onderzoeksvraag Schrijf vervolgens het doel van het onderzoek op. Deze kun je vinden aan het begin van deze opdracht. |
|
Werkwijze materiaal Schrijf dan op welk materiaal je hebt gebruikt bij de proef. |
|
Werkwijze methode Omschrijf hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd. |
|
Resultaten Beschrijf wat je tijdens het experiment hebt waargenomen. |
|
Conclusie Geef antwoord op de vraag van het doel. |
|
Opmerkingen Verklaar de resultaten en geef aan hoe de proef verlopen is. |
|
Verslag afmaken Maak het verslag af. Zorg voor een voorblad en een inhoudsopgave en vermeld de gebruikte bronnen. |