The adjective gives extra information about the noun (zelfstandig naamwoord)
She sang a beautiful song. - Zij zong een mooi lied.
Beautiful zegt iets over het lied dat de vrouw zong.
Beautiful is dus het bijvoeglijk naamwoord en song het zelfstandig naamwoord.
It was a hard decision to make. - Het was een moeilijke beslissing.
Hard zegt in bovenstaand voorbeeld iets over decision.
Hard is dus de adjective en decision de noun.
You can find an adjective on two places in the sentence: before the noun or after these verbs: be, seem, appear, look, sound, taste, feel en smell. (koppelwerkwoorden)
The food smells awful. - Het eten ruikt weerzinwekkend.
In bovenstaand voorbeeld zegt awful iets over ‘the food’.
Awful is dus de adjective in bovenstaande zin.
Smells is het koppelwerkwoord, het verbindt food met awful.
The man looks tired. - De man ziet er moe uit.
Tired (adjective) zegt iets over the man (noun).
Looks is het koppelwerkwoord.
You can find more than one adjective before one noun:
examples:
The tiny round table. - De kleine ronde tafel.
The white wooden bench. - De witte houten bank.
The old German car. - De oude Duitse auto.