Op meetlatten en bouten op het wegdek wordt het NAP aangegegven. Noormaal Amsterdams Pijl.
Hiermee kan je zien hoe hoog het water staat ten opzichte van NAP. Als de waterstand precies op de hoogte NAP staat, is de waterstand 0. Het werk net als een theromometer.
Zonder bescherming van de dijken en duinen en polders zou Nederland er heel anders uitzien. Het grootste gedeelte van Nederland licht onder het NAP-lijn. Een polder is een gebied dat lager licht dan de zeespiegel. Daarom moet je het waterpeil in de polder regelen. Vroeger deed men dat met molens maar nu met gemalen. De gemalen pompen het overtollige water in een rivier, kanaal of meer. In een droge zomer word het water soms de polder in gepomt. Om te voorkomen dat de grond niet te droog word. Om de polder liggen dijken en houden het water tegen. De polders werden gemaakt om meer landbouwgrond te verkrijgen en tegen woordig ook voor recereatie. Bekende polders zijn: Noordoostpolder, flevopolder, Beemster en Wormerpolder.
Grondwater is een laag water in de grond die altijd aanwezig is. Grondwater ontstaat door regen en sneeuw weg zakt in de bodem en zich mengt met het water dat al in de bodem zit.
Er zijn drie manieren waarop het regenwater weg kan stromen.
1 water dat direct in sloten en vijvers terecht komt
2 Water wat op ondringbare grond komt, denk aan wegen, stoepen en daken. Dit water stroomt weg via putten en dakgoten naar een riool.
3 Water wat op een doordringbare grond komt, denk maar aan de tuin, grasveld of een duin.
In Nederland hebben we een gecontroleerde grondwaterstand. Dat betekend dat we het waterpijl in grote gebieden kunstmatig op een bepaalde hoogte wordt gehouden. Dit gebeurd met namen in de polders.De controle wordt gedaan door waterschappen. Waterschappen worden bestuurd door de overheid. Maar ook bedrijven hebben invloed. Denk maar aan de boeren en tuinders die het land besproeien. Zij pompen het water op uit de grond of sloten. Maar ook drinkwaterbedrijven hebben invloed. Een juiste grondwaterpijl is dus van levensbelang.