Waar komt al dat water vandaan?
Ga eens op een brug over een rivier staan en kijk naar het stromende water. Grote watermassa’s en het blijft maar stromen. Hoe kan het dat het water niet op raakt? Kijk naar deze twee grafieken en lees de toelichting.
Grafieken regiem van de Rijn, Maas en Schelde:
Drie soorten rivieren
Sommige rivieren worden ‘gevoed’ door het water dat als neerslag in hun stroomgebied valt. Daarom noemen we ze regenrivieren. Hun debiet, de hoeveelheid water die ze afvoeren, is afhankelijk van de hoeveel neerslag. Valt er veel neerslag in hun stroomgebied, dan neemt hun debiet toe en stijgt hun waterpeil sterk. Valt er weinig regen in hun stroomgebied, dan is hun debiet klein en hun waterpeil laag. Daarom varieert hun debiet sterk, of anders gezegd, is hun regiem groot. Een voorbeeld van een regenrivier is de Maas.
Andere rivieren krijgen smeltwater van gletsjers aangevoerd en worden daarom gletsjerrivieren genoemd. Het afsmelten van gletsjers gaat ’s zomers het snelst en s winters het langzaamst. Daardoor schommelt het debiet van deze rivieren.
En dan zijn er de gemengde rivieren. Zij krijgen zowel water aangevoerd krijgen dat als neerslag in hun stroomgebied valt als smeltwater uit gletsjers. ’s Winters voeren ze weinig smeltwater af en veel regenwater. ’s Zomers is het precies omgekeerd. Daarom is hun regiem niet zo groot als dat van regenrivieren. De Rijn is een gemengde rivier.
Overigens geldt niet voor elke rivier dat het water niet opraakt. Beken en rivieren, die het vooral van smeltwater moeten hebben, zijn vaak in de zomer drooggevallen. En in perioden van grote droogte hebben ook regenrivieren het moeilijk.
De wadi, een bijzonder soort rivier
Rivieren in Nederland vallen niet droog want de aanvoer van water gaat door, dag na dag, het hele jaar door. Dat geldt voor alle andere rivieren waar ook ter wereld, zou je zeggen. Niet dus.
Kijk naar een fragment uit de film ‘Droge Gebieden: Woestijnen en Steppes’ hieronder en lees de tekst ‘Wadi’s’.