De Nederlandse kust
Buitenlanders kijken meestal raar op als je ze vertelt dat een groot deel van Nederland onder zeeniveau ligt. Je kunt ze dan uitleggen dat dat alleen maar kan doordat duinen, dijken en andere waterkeringen ons land tegen het water beschermen. Je kunt ze dan ook uitleggen dat dagelijks duizenden mensen werken aan het hoog en sterk houden van onze kustverdediging.
De Nederlandse kustlijn ziet er niet overal hetzelfde uit. De Zeeuwse kust, de Noord- en Zuid-Hollandse duinenkust en de waddenkust veranderen steeds. Je moet daarbij denken aan veranderingen ten gevolge van wind, getijden, zeestroming en golfwerking. Door deze factoren verandert de kustlijn voortdurend. Soms vindt er afbraak plaats doordat stukken duin worden weggeslagen. Soms wordt er juist zand afgezet en is er sprake van kustopbouw.
De omstandigheden ter plaatse bepalen hoe het land het beste tegen het water beschermd kan worden. Niet overal zijn er natuurlijke hoge, brede duinen zoals aan de Noord- en Zuid-Hollandse kust. In Zeeland bijvoorbeeld zijn er grote dammen en waterkeringen aangelegd. Friesland en Groningen worden door dijken beschermd.
Kijk ook naar dit filmpje over de Nederlandse kustverdediging:
De watersnoodramp van 1953
Dat het belangrijk is om je kust goed te verdedigen tegen de zee heeft ons land in 1953 hardhandig geleerd. In de nacht van 31 januari op 1 februari van dat jaar zorgde een combinatie van storm en springvloed voor een van de grootste rampen in onze geschiedenis. Door de stormwind werd het zeewater voor de kust van Zeeland opgestuwd tot een hoger peil dan normaal. Dit effect werd nog eens versterkt doordat het op dat moment springtij was. Om te begrijpen wat dat betekent leggen we hier kort iets uit over getijden en waterstanden.
Getijden en waterstanden
Het getij is de dagelijkse op- en neergaande beweging van de zee. Deze beweging wordt vooral veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan. In de Noordzee is het ongeveer twee keer per dag hoogwater en twee keer laagwater. De periode tussen hoogwater en laagwater heet eb. Vloed is de periode tussen laagwater en hoogwater. Het tijdstip van hoog en laagwater is in elke kustplaats anders.
Het getij is een kosmisch verschijnsel. De maan heeft de grootste invloed op het getij op aarde. Door de aantrekkingskracht van de maan ontstaat een hoge waterstand aan de kant van de aarde waar de maan staat (zie bovenstaande figuur). De maan trekt ook, maar iets minder sterk, aan de aarde zelf, en nog iets minder sterk aan het water aan de andere kant van de aarde. Daardoor ontstaat ook een hoge waterstand, of eigenlijk een lage aardestand, aan de kant waar de maan niet staat.
Omdat de aarde ondertussen ronddraait, verplaatst de hoge waterstand zich over de aarde. De aarde draait eigenlijk onder de hoge waterstand door. Dat ervaren we als de getijdengolf. Op een vaste plek langs de kust kun je dus twee keer per dag hoogwater en twee keer laagwater op een vaste tijd verwachten. Door de draaiing van de maan om de aarde schuift het moment van hoog- en laagwater elke dag ongeveer 50 minuten op. Naast de maan heeft ook de zon een grote invloed op het getij. Als de zon en de maan op één lijn met de aarde staan, dus met volle maan en nieuwe maan, wordt er extra hard aan het water getrokken. Hierdoor ontstaat extra hoog hoogwater en extra laag laagwater. Dit heet springtij. Als de zon en de maan elkaar tegenwerken, doordat de zon haaks op de aarde en maan staat, is het hoogwater minder hoog en het laagwater minder laag. Dit heet doodtij.
Tijdens de ramp bleken de dijken op veel plaatsen te laag en te zwak. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. De watersnoodramp kostte aan ruim 1800 landgenoten het leven.
Waarom heten de Deltawerken eigenlijk Deltawerken? Daarvoor moet je weten wat in dit geval met het woord Delta bedoeld wordt. Dat is een stelsel van aftakkingen van een rivier voordat deze in zee uitmondt. Vaak heeft zo’n gebied ongeveer de vorm van een driehoek. De eerste die dit verschijnsel beschreef was de Griekse historicus Herodotus. Hij vond dat het gebied rond de monding van de Egyptische rivier de Nijl op de Griekse hoofdletter delta (driehoek) leek.
In feite is ons land een grote Delta. Door ons land loopt een groot aantal rivieren die allemaal uitmonden in de Noordzee. De provincie Zeeland omvat het zuidwestelijk deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta. De Deltawerken zorgen ervoor dat onze delta van Zeeland tot Groningen beschermd wordt tegen de krachten van de zee.
In 2010 waren de Deltawerken officieel afgerond
Nieuwe bedreigingen voor de kust
Tussen 1955 en 2010 is er met man en macht gewerkt aan de Deltawerken en de versterking van de Nederlandse kust. Na meer dan 50 jaar was het eindelijk klaar. Met de aanleg van de Deltawerken dachten we het gevaar van het water definitief te hebben bezworen.
Mis! We zijn er nog steeds niet. Er zijn nieuwe bedreigingen die het noodzakelijk maken om de kustverdediging opnieuw ter hand te nemen. We noemen de twee belangrijkste redenen.
De eerste reden is een oude bekende. In de Middeleeuwen woonden veel mensen op terpen (kunstmatige heuvels) om ons te beschermen tegen het water. Maar dan begint men met het ontwateren van de bodem om het voor landbouw geschikt te maken. Een groot deel van Nederland bevat klei en veen. Als je het grondwater verlaagt, gaan deze grondsoorten ‘inklinken’ en daalt de bodem. Dat proces van inklinken en het dalen van de bodem gaat nog steeds door.
Een andere factor om bij de kustverdediging rekening mee te houden, is de klimaatverandering. De aarde warmt op en een gevolg daarvan is ondermeer dat de zeespiegel stijgt. Dat komt omdat water uitzet bij verwarming en omdat landijs smelt en het smeltwater in de oceanen terechtkomt.
Sinds 1990 kunnen we de zeespiegel, en dus ook de stijging ervan, exact meten met behulp van satellieten. Volgens de nieuwste KNMI’14- scenario’s stijgt de zeespiegel aan de Nederlandse kust tot 2085 met 25 tot 80 centimeter. De Nederlandse kust vertoont een aantal zwakke plekken die bij een stijging van de zeespiegel verstevigd moeten worden om het achterliggende land veilig te stellen.