Task 5 Grammar

Hoe stel je een vraag in het Engels? Welke 'vraagwoorden' zijn er?

Task D.

1) Schrijf in je schrift zoveel mogelijk vraagwoorden op in het Nederlands.

2) Klaar? Bespreek met een klasgenoot welke woorden je hebt opgeschreven. Kun je de lijst langer maken?

3) Probeer nu achter de Nederlandse vraagwoorden, de Engelse vertaling van deze woorden op te schrijven.

4) Check met de tabel hieronder of je nog woorden mist en maak je lijst compleet.

 

Question Word

Function

Example

what

vraag naar informatie (wat)

What is your name?

vraag om herhaling of bevestiging

What? I can't hear you.
You did what?

when

vraag naar tijd, dag, maand enz. (wanneer)

When did he leave?

where

vraag naar plaats (waar)

Where do they live?

which

vraag keuze tussen twee of meer dingen

(welke)

Which colour do you want?

who

vraag naar wie (persoon)

Who opened the door?

whose

vraag van wie het is (persoon)

Whose keys are these?
Whose turn is it?

why

vraag naar reden (waarom)

Why do you say that?

how

hoe iets werkt of is (hoe)

How does this work?

how far

hoe ver

How far is Amsterdam from Utrecht?

how long

hoe lang (tijd)

How long will it take?

how many

hoe veel (telbaar)

How many cars are there?

how much

hoe veel (ontelbaar)

How much money do you have?

how old

hoe oud

How old are you?

 

Task E.

Do the exercises below and write down your scores in your notebook..

Exercise 1

Exercise 2

Exercise 3