In Nederland kan het niet geproduceerd worden. - Bijvoorbeeld: koffie, bananen (klimaat is te koud).
Nederlandse productie is te laag. - Bijvoorbeeld: aardolie.
Goederen worden in het buitenland goedkoper gemaakt. - Bijvoorbeeld: kleding. Bij maken van kleding veel mensen nodig (arbeidsintensief). Gebeurt in lagelonenlanden.