Tijdens de tweede bijeenkomst hebben jullie informatie gehad over het gebruik van bronnen.
De informatie die je in je profielwerkstuk gebruikt, moet je kunnen bewijzen. Je moet aantonen dat jij de informatie niet verzonnen hebt. De beste manier om te bewijzen dat jouw informatie 'echt' is, is om de bronnen op te nemen waar jij de informatie uit gehaald hebt.
Er zijn verschillende soorten bronnen. Zo kun je internetsites gebruiken, je kunt tijdschriften en boeken gebruiken en je kunt interviews afnemen bij (ervarings)deskundigen. Bij alle bronnen geldt; denk aan de bronvermelding!
De afbeelding hierboven geeft kort weer hoe bronnenonderzoek eruit ziet.
Je start met bedenken: 'welke trefwoorden leveren voor mij geschikte resultaten op?' Met deze trefwoorden ga je vervolgens starten. Een goed startpunt zijn zoekmachines als Google, Google Scholar en de Krantenbank. Van elke bron die je interessant lijkt, sla je voor jezelf de complete bronvermelding op. Vervolgens ga je controleren of de bronnen betrouwbaar zijn. Hiervoor kijk je naar de auteur, de vindplaats van de bron en naar de datum van publicatie. Probeer recente bronnen te gebruiken in je werkstuk. na deze betrouwbaarheidscheck ga je analyseren of je alle gevonden bronnen wilt gebruiken. Misschien heb je informatie dubbel, niet nodig of twijfel je toch aan de betrouwbaarheid van de bron. Tot slot bepaal je welke informatie uit de bron je over wilt nemen in je werkstuk.
Je wordt beoordeling op de kwaliteit van de gebruikte bronnen, maar ook op de verwerking van de bronnen. In de bijlage onderaan vind je de regels bij het verwerken van een bron in je werkstuk. Houd je aan deze regels!