Bij deze opdracht ga je meer leren over het strijken van de was. Hieronder staat een stukje theorie die je nu eerst gaat lezen. Want waarom strijken we de was?
Na het wassen en drogen kan het wasgoed gekreukt zijn. Met een strijkijzer maak je alles weer glad. Niet al het schone wasgoed hoeft gestreken te worden.Daarom sorteer je textiel in vouwgoed en strijkgoed. Badhanddoeken, sokken en ondergoed hoeven niet gestreken te worden, dit is vouwgoed. Een blouse of shirt dat netjes glad moet zijn, is een voorbeeld van strijkgoed. Het vouwgoed vouw je op en leg je in de kast. Het strijkgoed strijk je eerst. Met een heet strijkijzer kun je textiel ook ontsmetten. Dit kan handig zijn bij ziekte en bij eerste hulpverlening. De warmte van het strijkijzer zorgt voor het glad worden van textiel. Op het strijkijzer vind je ook een temperatuuraanduiding. Als je meerdere dingen moet strijken, begin je met de stukken die het minste warm gestreken hoeven te worden. Na het strijken vouw je alles keurig op. Goed gevouwen textiel neemt minder kastruimte in. Je hoeft niet alle textiel te strijken. Je kunt de hoeveelheid strijkgoed bepreken door het op de juiste manier te drogen. Klop het wasgoed uit voor je het ophangt en hang het strak aan de lijn.
Strijken van een overhemd https://www.youtube.com/watch?v=rdc22kXrUuk
Hoe moet je strijken?
T-shirts: leg de mouw dubbel op de strijkplank, trek de mouw glad en strijk de mouw. Keer om en strijk de mouw aan de andere kant. Vervolgens strijkt u de andere mouw op dezelfde manier. Trek hierna het t-shirt over de punt van de plank, zodat de bovenkant op de plank ligt en de onderkant eronder hangt. Strijk steeds een vlak van het t-shirt, door het steeds over de plank te verschuiven, totdat je helemaal rond bent.
Overhemden en blouses: overhemden zijn de lastigste kledingstukken om te strijken. Begin met het strijken van het boord, eerst aan de binnenkant, daarna de buitenkant. Voor de mouwen kun je eventueel een mouwplankje gebruiken. Je trekt dan de mouw van het overhemd over het mouwplankje heen en strijkt de gehele mouw door deze steeds over het plankje te verschuiven. Zonder mouwplankje leg je de mouw dubbel over de strijkplank. Strijk eerst de kant waar de knoop zit en vervolgens de andere kant. Na de mouwen strijk je eerst het rechter voorpand, daarna de achterkant, dan het linkervoorpand. Als laatste strijk je het rugstuk bovenaan.
Broeken: spijkerbroeken en casual broeken leg je recht op de plank, de voorkant naar boven. Vooral géén vouw strijken. Vervolgens strijk je de voorkant, draait de broek om en strijkt de achterkant.
Pantalons: pantalons leg je dubbel op de zijkant, zodat je er een vouw in kunt strijken. Deze broeken kun je het beste strijken onder een licht vochtige theedoek. De stof blijft dan mooi en gaat niet glimmen. Strijk elke kant van de twee pijpen. Voor het bovenstuk trek je de pantalon met de bovenkant over de punt van de strijkplank. Op die manier kun je de plooien goed strijken.
Rokken: trek rokken over de strijkplank heen, nadat je een vlak hebt gestreken draai je rond voor het volgende stuk, totdat de hele rok gestreken is.
Jurken: strijk eerst de bovenkant, daarna de rok op dezelfde wijze als beschreven bij de rokken.
Je gaat nu zelf aan de slag met het strijken van een overhemd, t-shirt en een spijkerbroek. Volg de juiste stappen uit het filmpje en de uitleg. De docent zal helpen waar dit nodig is en zal je voorzien van feedback. Deze feedback verwerk je ook weer in je word bestand.