Water kan voorkomen in drie fasen:
- als vaste stof
- als vloeistof
- als gas.
In welke fase water voorkomt, hangt af van de temperatuur van het water.
Als de temperatuur van het water verandert, verandert de fase ook.
Voorbeelden van faseovergangen zijn:
- smelten: van vast naar vloeistof.
Water heeft een smeltpunt van 0 °C.
- verdampen: van vloeistof naar gas.
Het kookpunt van water ligt bij 100 °C.
- condenseren: van gas naar vloeistof.