Levenskenmerken/Levensverschijnselen De kenmerken die levende organismen vertonen, zoals; bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen en uitscheiden. |
Organisme Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen/levenskenmerken. |
Dood Een organisme is dood als het geen levenskenmerken meer vertoont. |
Levenloos Iets dat nooit geleefd heeft is levenloos. |
Biotisch Biotisch betekend 'levend' |
Abiotisch Abiotisch betekent 'niet levend' |
Metamorfose Ook wel volledige gedaanteverwisseling genoemd; overgang van larve of rups via een popstadium naar volwassen stadium. De larve lijkt niet op het volwassen dier. Bij een vlinder of kever kent deze metamorfose de volgende fases: ei, rups/larve, pop en volwassen dier (imago). |
Organische stoffen Stoffen die voornamelijk uit koolstof- (C), zuurstof- (O) en waterstof- (H) atomen bestaan. Organismen zijn opgebouwd uit organische stoffen. |
Anorganische stoffen Stoffen die geen koolstof- (C) atomen bevatten, bijvoorbeeld zouten en water. |
Pop Levensfase waarbij de larve zich ontwikkelt tot een volwassen dier. Verpoppen is een proces bij de volledige metamorfose van veel insecten, zoals vlinders, vliegen en kevers. Het dier eet niet, beweegt niet, terwijl van binnen nieuwe organen ontwikkelen (bijvoorbeeld vleugels). |