Het Mysterie van de Witte Poeders
Aan de slag 4: Experiment 2 - teamopdracht
Je bent een laborant op een forensisch onderzoekslaboratorium.
In een disco is een vreemd wit poeder aangetroffen.
Je krijgt de opdracht om uit te zoeken om welk wit poeder het gaat.
Je vermoedt dat het vreemde witte poeder één van de volgende stoffen is.
Probeer met de gegevens hierboven tabel 1 zo volledig mogelijk in te vullen.
TeamopdrachtExperiment 2 - Tabel 1
Heldere vloeistof ja/nee | Lakmoespapier verkleurt ja/nee | Verkleurt met joodoplossing ja/nee | Ontstaan gasbelletjes ja/nee | |
Amoromaat | ||||
Ballatine | ||||
Hallucinine | ||||
Mazeïne | ||||
Navigofeen |
Je ontvangt 5 potjes met in elk potje een stof uit tabel 1.
Je gaat stapsgewijs onderzoeken welke stof in welk potje zit.
Voer met elk potje de volgende stappen uit.
TeamopdrachtExperiment 2 - conclusie
Conclusie
Potje 1 bevat ....................................
Potje 2 bevat ....................................
Potje 3 bevat ....................................
Potje 4 bevat ....................................
Potje 5 bevat ....................................
Zet de resultaten in tabel 2 en de conclusies ook in het teamboekje.
Je ontvangt nu het vreemde witte poeder dat gevonden is op het discofeest. Onderzoek welke stof dit is. Noteer in het teamboekje welke proefjes je doet.
Let op: Je hoeft niet alle proefjes te doen. Denk goed na
Bij experiment 2 heb je gezien dat je stof X kon herkennen aan de hand van een aantal kenmerken van die stof. Je kon de stof herkennen door middel van de combinatie van zijn stofeigenschappen.
Stofeigenschappen zijn kenmerken van stoffen.
Suiker en keukenzout zijn allebei wit.
Je kunt ze herkennen aan hun smaak: suiker smaakt zoet en keukenzout zout.
Andere voorbeelden van stofeigenschappen zijn:
- brandbaarheid,
- fase bij kamertemperatuur,
- oplosbaarheid in water,
- dichtheid en
- magnetisme.
Let op!
De massa, het volume en de vorm van een stof zijn geen stofeigenschappen.Kennisbank Stoffen en eigenschappen
O9 - individueel
Bij welke van de onderstaande eigenschappen is er sprake van een stofeigenschap? Benoem deze stofeigenschap. Is het geen stofeigenschap, geef dan een korte uitleg.
O10 - individueel
Bij experiment 2 heb je een aantal waarnemingen gedaan.
Bij waarnemingen horen conclusies.
Bij experimenten hoort ook theorie.
Bekijk de tabel. Kies bij iedere waarneming de juiste conclusie.
TabelWaarneming
Waarneming | Conclusie | Toepassing |
Er ontstaat een troebel mengsel. | 1 | De stof is hydrofoob, er ontstaat een suspensie. |
Er ontstaat een heldere vloeistof | 2 | De stof is hydrofiel, er ontstaat een oplossing |
De joodoplossing kleurt van bruingeel naar zwart-blauw. | 3 | De joodoplossing toont de aanwezigheid van zetmeel aan, het is een reagens. |
Het blauw lakmoespapiertje kleurt roze. | 4 | Het lakmoespapiertje toont aan dat de oplossing zuur is, het is een reagens. |
Er ontstaan gasbelletjes | 5 | Er ontstaat een nieuwe stof, dus er is sprake van een een chemische reactie. |
Vul de juiste conclusies in.
Kies uit:
1 = ...... 2 = ...... 3 = ...... 4 = ...... en 5 = ......