Vragen en opdrachten "Saldo"

Saldo bij de vermeerdering

Je kijkt eerst naar de opbouw van het saldo bij de vermeerdering. Je gaat het saldo per gemiddeld aanwezige zeug berekenen.

De opbrengsten vormen het uitgangspunt. Wat zijn de opbrengsten per jaar voor de gemiddeld aanwezige zeugen? Hiervoor zijn de opbrengstprijs van de verkochte biggen en het aantal verkochte biggen per zeug per jaar in hoofdzaak bepalend.

Het gaat dan om de volgende twee vragen:

•   Welke invloed heeft het gewicht van de biggen op de verkoopprijs?

Binnen het gewichtstraject 20-27 kg reken je met een verschil van € 1,- per kg verschil in gewicht.

•   Hoe staat het met de kosten van het transport van vermeerderaar naar mester?

Deze zijn voor rekening van de mester. Per big wordt uitgegaan van een bedrag van € 1,50.

Uitgaande van 22,6 biggen met een gewicht van 25 kg per gemiddeld aanwezige zeug, zijn de opbrengsten

22,6 x € 40 = € 904,-.

Verwerkingsopdracht 1:  Opbrengst uit verkoop

Op een bedrijf zijn gemiddeld 210 productieve zeugen aanwezig. Het aantal biggen per gemiddeld aanwezige zeug per jaar is 23,2. Het aflevergewicht is gemiddeld 23 kg per stuk.

  1. Bereken de totale opbrengst uit verkoop van biggen voor de vermeerderaar. Gebruik de noodzakelijke andere gegevens uit de lesstof.

Nevenopbrengsten

Naast opbrengsten door verkoop van biggen zijn er nog opbrengsten door de verkoop van zeugen. De opbrengst van de biggen is natuurlijk het belangrijkste.

De nevenopbrengst door de verkoop van zeugen is van een groot aantal factoren afhankelijk. Denk aan:

•   de opbrengstprijzen, bepaald door gewicht en prijs per kg;

•   het percentage van de productieve zeugen dat vervangen wordt;

•   het percentage van de opfokzeugen dat vanaf de leeftijd van zeven maanden tot de eerste dekking uitgese- lecteerd wordt. Dit levert een slachtopbrengst op.

Aankoop van opfokzeugen

Voorbeeld

Ga uit van een bedrijf van 100 gemiddeld aanwezige productieve zeugen. Dit zijn de zeugen vanaf de eerste dekking. Per jaar wordt 43% van de zeugen vervangen. Bij de opfokzeugen van zeven maanden tot de eerste dekking wordt 5% geselecteerd.

  1. Hoe groot is het aantal aan te kopen opfokzeugen?

Er zijn per jaar 43 opfokzeugjes nodig die als productieve zeug de zeugenstapel binnenkomen. Voordat ze zover zijn, is er 5% uitgeselecteerd. De 43 zeugjes vormen dus 95%. Het aantal aan te kopen zeugjes van zeven maanden moet dus 45 zijn.

Verkoop slachtzeugen

Naast de aankoop van de opfokzeugjes is er de verkoop van de slachtzeugen. Deze is afhankelijk van het gewicht en de opbrengstprijs per kilogram.

Om de kilogramprijs te weten neem je 90% van de vleesvarkensprijs. Daarnaast breng je nog € 0,32 per kg in mindering. Op deze manier is de vleesvarkensprijs goed in verhouding met de opbrengst van de slachtzeugen.

Verwerkingsopdracht 2: Opbrengst slachtzeugen

De vleesvarkensprijs is € 1,18 per kilogram.

  1. Bereken de prijs die hierbij hoort per kilogram van slachtzeugen.

Verwerkingsopdracht 3: Opbrengst en kosten opfokzeugen

Gebruik de volgende gegevens.

De vleesvarkensprijs is € 1,31. Het gemiddeld aantal aanwezige zeugen op het bedrijf is 170. Door selectie onder de zeugen wordt elk jaar 35% vervangen. Deze wegen 150 kg per stuk. Door sterfte valt 5% uit.

In het aangekochte opfokmateriaal van zeven maanden wordt tot de eerste dekking 10% uitgeselecteerd. De opfokzeugjes worden aangekocht voor € 249,- per stuk.

  1. Voor welk bedrag per jaar worden de opfokzeugen aangekocht?
  2. Hoeveel brengen de uitgeselecteerde slachtzeugen op?
  3. Hoe hoog is deze opbrengst per gemiddeld aanwezige zeug?

Je hebben nu een beeld van de opbrengsten en de kosten van aankoop van opfokzeugen. Je bent in staat om

dit voor elk bedrijf te berekenen.

De rest van de toegerekende kosten bestaan uit voerkosten, rente en overige toegerekende kosten. De kosten van de beer reken je apart, de kosten van kunstmatige inseminatie reken je bij de overige toegerekende kosten.

De voerkosten

De voerkosten per gemiddeld aanwezige zeug zijn voor een groot gedeelte bepalend voor de rentabiliteit in deze sector. De hoeveelheid voer en de prijs per kilogram voer bepalen de voerkosten.

De vermeerderaar heeft voer nodig voor: de opfokzeugen, de zeugen en de biggen. Een opfokzeug heeft 950 kg voer per jaar nodig.

Het aantal dagen tussen selectie en inzet op het bedrijf is 235 - 210 = 25 dagen. Per opfokzeug is dan 950 x

25/365 = 65 kilogram voer verbruikt.

Per 100 gemiddeld aanwezige zeugen worden 45 opfokzeugjes aangekocht. De opfokzeugjes gebruiken dus

45/100 x 65 = 29 kilogram voer per gemiddeld aanwezige zeug.

Het voerverbruik van de zeug zelf is 1100 kg per jaar. De totale voerkosten zijn nu (1100 + 29) x € 0,16 = €

180,60.

Verwerkingsopdracht 4:  Voerkosten zeugen

Ga uit van een bedrijf met 170 gemiddeld aanwezige zeugen per jaar.

  1. Bereken de besparing op de voerkosten voor het hele bedrijf bij een daling van de voerprijs van € 0,023 per kg zeugenvoer.

Biggenvoer is een heel stuk duurder dan zeugenvoer. Het bevat meer eiwit, onder andere in de vorm van melkeiwit. Het verbruik is 28 kg per big tot ze op een gewicht van 25 kg naar de mesterijafdeling, eventueel op een ander bedrijf, gaan.

Voor de prijs van biggenvoer reken je € 25,30 per 100 kg.

Verwerkingsopdracht 5:  Voerkosten biggen

Reken met bovenstaande gegevens.

  1. Hoe hoog zijn de voerkosten van de biggen per gemiddeld aanwezige zeug? Ga uit van 23 verkochte biggen per gemiddeld aanwezige zeug per jaar.

Rente

Rente is afhankelijk van rentepercentage, waarde en tijdsduur.

De gemiddelde waarde van een zeug is € 320,-, van een opfokzeug is de waarde € 250,-. Per zeug is er op het bedrijf een waarde aan opfokzeugen aanwezig van 25 : 365 x 0,45 x € 250,- = € 7,70.

In totaal vertegenwoordigt elke gemiddeld aanwezige zeug per jaar een waarde van € 327,70. Daarnaast is er voor € 38,50 aan voervoorraad en kasgeld per gemiddeld aanwezige zeug per jaar aanwezig. Het rentepercen- tage is 6,5%.

Per gemiddeld aanwezige zeug is er dus een rentepost van 6,5% x (€ 327,70 + € 38,50) = € 23,80. Je ziet dat

je hier gebruik maakt van de rente van het gemiddeld aanwezige kapitaal in de dieren, voer en kasgeld.

Overige toegerekende kosten

Ga ervan uit dat op een bedrijf een dekbeer aanwezig is. Voor het overige wordt KI toegepast. De kosten van

de dekbeer per gemiddeld aanwezige zeug zijn € 4,98. De kosten van KI zijn € 22,60 per gemiddeld aanwezige zeug.

Daarnaast zijn er nog de kosten van gezondheidszorg, varkensheffing, brandstof, strooisel, water en elektriciteit. Deze zijn samen € 113,- per gemiddeld aanwezige zeug.

Als je al deze kosten en opbrengsten samenvoegt, kom je uit op een saldo per gemiddeld aanwezige zeug van

€ 341,-.  De berekening van dit saldo zie je in figuur . De navolgende opdrachten gaan over deze berekening.

 

 

Verwerkingsopdracht 6: Saldo zeugenhouderij

  1. Welke kostenposten uit de saldoberekening zijn berekend en hoeven dus niet direct betaald te worden?
  2. Bereken de toename van het saldo op het hele bedrijf als de vermeerderaar bij overigens gelijke omstandigheden in staat is het aflevergewicht van de biggen met 1 kilogram te verhogen.
  3. Hoe hoog is het selectiepercentage in het voorbeeld?

Verwerkingsopdracht 7:   Voerkosten opfokzeugen

  1. Geef aan voor welke periode het voer voor de opfokzeugen van toepassing is.
  2. In welk productiestadium is het voer voor de zeugen per dag het hoogst?

Verwerkingsopdracht 8:  Bedrijfssaldo vermeerderaar

  1. Hoe hoog is het bedrijfssaldo bij een bedrijf met 200 gemiddeld aanwezige zeugen?
  2. Welke gedeelte hiervan zal bestemd zijn voor arbeid als kostenpost?
  3. Wat moet nog meer uit het saldo betaald worden?