Er waren meerdere spanningen in Europa waardoor de kans op een oorlog groot was:
Rivaliteit Frankrijk - Duitsland
In 1870 eindigde de Frans-Duitse oorlog. Frankrijk verloor en werd gedwongen tot het betalen van forse herstelbetalingen.
Ook verloor Frankrijk land aan Duitsland: de provincies Elzas en Lotharingen.
De rivaliteit tussen Frankrijk en Duitsland zorgde voor spanningen.
Door de spanningen was de kans op een oorlog groot.
Bondgenootschappen
Duitsland had een bondgenootschap met Oostenrijk-Hongarije.
Frankrijk voelde zich bedreigd en zocht toenadering tot Rusland.
In 1907 sloot ook Engeland zich aan bij Frankrijk en Rusland.
Er stonden twee groepen tegenover elkaar:
Bondgenoten beloofden elkaar steun als één van hen werd aangevallen.
Door deze wederzijdse steun werd de kans op een oorlog met veel landen groter.
Kolonialisme
Kolonialisme is het willen bezitten en veroveren van koloniën.
Duitsland had weinig koloniën. De Duitse keizer Wilhelm II wilde meedoen in de strijd om de koloniën. In korte tijd liet hij een sterke vloot bouwen. Zijn koloniale ambitie was bedreigend voor Frankrijk en Engeland.
De strijd om de koloniën versterkte de rivaliteit tussen de landen in Europa.
Wapenwedloop
Duitsland was na 1871 een belangrijke militaire macht.
Als reactie daarop gingen andere landen zich beter bewapenen.
Er ontstond een wapenwedloop. Landen probeerden om meer en betere wapens te hebben dan de concurrerende landen.
Nationalisme
Nationalisme betekent: Het eigen land (de natie) als het belangrijkste beschouwen. Andere landen worden vaak als minder gezien. Inwoners zijn heel erg trots op het eigen land.
De spanningen in Europa leidden tot toename van nationalisme in veel landen.
Nationalisme maakt de kans op oorlog groter.