Voor de stoommachines in de fabrieken was steenkool (en ijzererts) nodig. De eerste fabrieken werden daarom gebouwd in de buurt van steenkoolmijnen.
De steenkoolwinning was voor de mijnwerkers zwaar en vies werk.
Door het gebruik van steenkool in de fabrieken ontstond milieuvervuiling. De inwoners van de steden en dorpen waar de fabrieken stonden hadden daar veel last van.
Op het platteland werd steeds meer voedsel geproduceerd. Grootgrondbezitters verdienden er veel geld mee. Met hun winst richtten ze in de steden fabrieken op. Dit waren meestal textielfabrieken waar met nieuwe machines zoals de Spinning Jenny werd geproduceerd.
Een stad als Manchester bijvoorbeeld werd een echte industriestad met veel textielfabrieken.