Denkers van de verlichting - 2

Rousseau 1712 - 1778

Jean-Jacques Rousseau was filosoof.

Rousseau geloofde in een ideale samenleving.
Daarin waren oprechtheid, eenvoud en gevoel heel belangrijk. De mensheid kon zo'n ideale samenleving zelf maken.

Hij geloofde in een maakbare samenleving.

De wil van het volk was volgens hem heel belangrijk bij het besturen van een land.

Zijn idee over volkswil en staatsmacht is heel belangrijk geweest voor de moderne democratie.

Spinoza 1632 - 1677

Spinoza was een Nederlands filosoof.

Spinoza was tegen strenge regels.

Hij zag God niet als een almachtige schepper, maar als alles wat bestaat: de natuur, de mensen, de dieren en het heelal.

Spinoza geloofde in vrijheid. Hij stelde de mens centraal.

Op speciale bijeenkomsten bespraken wetenschappers en filosofen zijn ideeën. Zij werden 'vrijdenkers' genoemd.

Voltaire 1694 - 1778

Voltaire was filosoof.

Zijn belangrijkste idee was intellectuele vrijheid.
Hij streed tegen domheid en oneerlijkheid.

Volgens hem kreeg men kennis en vrijheid door na te denken met het verstand. Zijn ideeën over vrijheid botsten met de macht van de kerk.

Voltaire werd vaak uitgenodigd door vorsten. Zijn ideeën hadden veel invloed in de maatschappij.

Voltaire past goed in de tijd van de Verlichting. Hij had een rationeel wereldbeeld en hij geloofde in de maakbare samenleving.

Locke 1632 - 1704

John Locke was filosoof.

Volgens hem kon kennis leiden tot een betere samenleving.

De staat moest volgens hem worden ingericht volgens het 'natuurrecht'. Dit natuurrecht geldt voor iedereen. Het is het recht op leven, vrijheid en eigendom.

Locke zei dat in een land de burgers hun natuurlijke rechten overdragen aan de overheid. Op die manier krijgt de mens veiligheid en zekerheid. Dat zijn liberale ideeën.

Locke wordt gezien als bedenker van het liberalisme.