De Republiek was een calvinistische staat.
De gereformeerde kerk was de enige kerk die door de overheid was toegestaan. Regenten hadden graag gezien dat iedereen gereformeerd was. Maar in de praktijk lukte dat niet.
Andere kerkelijke stromingen, zoals die van de lutheranen en katholieken, waren officieel verboden. De aanhangers mochten hun geloof wel belijden. Maar niemand mocht het zien.