Door de groeiende stedelijke bevolking werd de landbouw marktgericht: (handels)gewassen werden speciaal geteeld voor de handel.
De landbouw werd ook gespecialiseerd: men teelde de gewassen die nodig waren.
Zo teelde men in de nieuwe droogleggingen groenten en fruit voor de Hollandse steden.
Uit de Oostzeegebieden werd goedkoop graan ingevoerd. Deze graanhandel was heel belangrijk voor de steden.
Er kwam ook steeds meer veeteelt.
Ook de visserij nam toe. De haringvisserij bloeide op tussen 1590 en 1650. Haring werd verkocht aan de Oostzeegebieden.
En tussen 1642 en 1660 werkten er erg veel mensen
in de walvisvangst.