Ik ben de dochter van keizer Karel V. Ik zag mijn vader bijna nooit, maar ik was hem wel heel trouw. Met mijn halfbroer Filips II had ik geen goede band. Ook hem zag ik bijna nooit.
Van Filips II moest ik de Nederlanden besturen. Ik was landvoogdes. Ik mocht het niet doen zoals ik zelf wilde. Filips bemoeide zich vanuit Spanje met alles.
De opstandige Nederlandse edelen vroegen me om de vervolging van protestanten te beƫindigen en de Inquisitie af te schaffen. Ik was het met hen eens en probeerde het.
Maar ik moest het opgeven toen Filips II een streng krijgsheer naar de Nederlanden stuurde, de hertog van Alva. Ik wilde niet meewerken aan het gewelddadige bestuur van mijn halfbroer.