Door de instelling van een centraal bestuur in Brussel veranderde er veel.
De vorst (Karel V) wilde niet langer afhankelijk zijn van de Staten-Generaal. Hij wilde een bestuur dat alleen bestond uit ambtenaren en juristen.
Naast de Staten-Generaal richtte hij drie nieuwe bestuursonderdelen op: de Raad van State, Raad van Financiėn en Geheime Raad.
De adel en de rijke burgers waren bang dat ze door het nieuwe bestuur hun politieke macht zouden kwijtraken.
Vooral de adel was ontevreden.