Vorsten stelden ambtenaren aan die bestuurlijke taken kregen en de belastingen moesten innen.
Die maatregel maakte de vorst nog onafhankelijker van de adel.
Ambtenaren waren directe dienaren van de koning en goed opgeleid. Ambtenaren werden de vertegenwoordigers van de staat.
Ambtenaren waren voor hun inkomen afhankelijk van de vorst. Daarom waren ze betrouwbaarder dan de edelen. Die zorgden zelf voor hun inkomen en waren niet erg trouw aan de koning.