Onderwerp

Het onderwerp van de tekst vind je door de volgende vraag te stellen:

Wie/wat + gezegde?

 

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp. Het is erg belangrijk dat je alleen het gezegde gebruikt bij de vraagzin. Om het onderwerp te vinden moet je dus eerst het gezegde opzoeken in de zin.

 

Voorbeeld: De grote muur wordt in de vakantie wit geverfd.

Persoonsvorm: wordt (tijdproef: wordt veranderd in werd)

Gezegde: wordt geverfd

Onderwerp: De grote muur (Vraagzin: Wie/wat wordt geverfd?)

 

Let op!

Als een zin in de gebiedende wijs staat, ontbreekt het onderwerp in de zin. Er wordt in de gebiedende wijs een bevel gegeven. De zin begint met het werkwoord en het onderwerp staat niet in de zin.

Voorbeeld: Ga je kamer opruimen.