Inleiding - De eerste stedelijke gemeenschappen

De eerste steden werden gebouwd in het gebied van de vruchtbare Sikkel: Mesopotamiƫ.
De steden ontstonden door het succes van de landbouw.

Er waren landbouwoverschotten: er werd meer geoogst dan men nodig had. Mensen konden nu ook andere dingen gaan doen dan op het land werken om voedsel te produceren.

Er ontstonden allerlei beroepen. Een mandenvlechter kon brood gaan kopen bij een bakker. De mensen werden steeds afhankelijker van elkaar. Het was daarom handiger om dicht bij elkaar te gaan wonen, in een stad.

De macht en rijkdom in de steden was ongelijk verdeeld. Er was hiƫrarchie: De bevolking was ingedeeld in groepen. En elke groep had macht over de groep eronder.
Bovenaan stond de vorst. Hij had de macht over iedereen. Onder de koning stonden de priesters. Daaronder de ambtenaren. Daaronder de boeren. En helemaal onderaan stonden de slaven.