Landbouwers begonnen ook dieren te houden: veeteelt. De eerste dieren die werden gehouden waren de wolf, schapen, geiten en varkens. Door de dieren had men altijd voedsel.
Zoals vlees en melk. Van wol maakte men kleding. De dieren werden ingezet bij het werk.
Vanaf ongeveer 4000 v.Chr. kon men door de uitvinding van het wiel en de ploeg de grond omploegen. Omgeploegde grond is vruchtbaar. De oogsten in de landbouw werden daardoor groter. Meer en beter voedsel had tot gevolg dat de bevolking ging groeien.