Inleiding

Intocht van Canadese en Britse
militairen in Utrecht

Na de oorlog wilden mensen niet weer in de ellende van de jaren dertig terechtkomen. Maar al snel na de bevrijding kwamen ze voor grote problemen te staan. De eerste jaren na de oorlog heerste er grote werkloosheid en de belangrijkste landen, de Verenigde Staten en Rusland, experimenteerden met de atoombom en raakten verwikkeld in ‘de Koude Oorlog’.

De politieke verhoudingen leken al snel op die van voor de oorlog en in Nederlands-Indië kwam de bevolking in opstand tegen de Nederlandse koloniale overheersing.

Als gevolg daarvan verschijnen er in de literatuur nogal wat romans waarin met heimwee wordt teruggekeken op de Indische tijd. Er zijn echter ook verschillende schrijvers die hun twijfels hadden over de manier waarop de Nederlandse kolonies bestuurd werden. 
Daarbij werd langzamerhand duidelijk welke misdaden in de concentratiekampen hadden plaatsgevonden. Jongeren geven de volwassenen hiervan de schuld en kiezen voor een andere visie op de mens en de toekomst.

Jean Paul Sartre

Grote invloed op de jongeren hadden in de eerste jaren na de oorlog existentialisten zoals de Franse schrijver Jean Paul Sartre. Hij wil dat de mens existeert, wat wil zeggen dat de mens in volledige vrijheid moet kunnen beslissen en ook volledig verantwoordelijk is voor zijn keuze.
De mens zal daarbij sociale rechtvaardigheid als uitgangspunt moeten nemen.

Het idee van de volledige vrijheid doorbrak vele taboes op het gebied van de seksualiteit. Omdat daardoor veel traditionele waarden opzij werden geschoven, ontstaat er voor veel mensen een vreemde en chaotische wereld.

In de literatuur kom je dan ook thema’s als (angst voor) de dood, vervreemding en vergankelijkheid tegen. Naast de invloed van het existentialisme zien we ook veel surrealistische invloeden. In nogal wat romans zien we de werkelijkheid vervagen en doemt een magisch-realistische wereld op.