de begrippen renaissance, humanisme en reformatie omschrijven en (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat de invloed van deze stromingen op de literatuur is geweest.
de volgende genres herkennen: geuzenlied, puntdicht, emblemata, blijspel, klucht, hekeldicht, sonnet, ode, biografie en sneldicht.
de invloed van de Tachtigjarige Oorlog en de daarop volgende Gouden Eeuw op de literatuur beschrijven.
drie dichters/schrijvers uit de 16e en/of 17e eeuw noemen.
het belang van de boekdrukkunst voor de verspreiding van literatuur noemen.