Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- beschrijven wat kenmerkend is voor de literatuur in de middeleeuwen;
- het verschil tussen voorhoofse en hoofse literatuur omschrijven;
- omschrijven welke invloed de rederijkers hadden op de literatuur aan het eind van de middeleeuwen;
- drie dichtvormen noemen die de rederijkers beoefenden;
- twee genres noemen in de geestelijke literatuur, die aan het eind van de middeleeuwen opbloeide;
- omschrijven wat abele spelen en sotternieën zijn;
- aangeven welk soort toneelstukken en liederen in de middeleeuwen gespeeld en gezongen werden.