Je kunt in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven.
Je kunt de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven.
A5 Historische vraag en bronnen
Je kunt een vraag formuleren.
Je kunt voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en gegevens eruit selecteren.
A6 Verklaringen en oorzaken
Je kunt in het kader van een historische vraagstelling verklaringen geven voor historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen.
Je kunt onderscheid maken tussen verschillende soorten oorzaken.
A7 Oordelen
Je kunt bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met het onderscheid tussen feiten en meningen.
Je kunt bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met tijd- en plaatsgebondenheid van interpretaties en oordelen afkomstig van personen uit het verleden en afkomstig van hedendaagse personen, onder wie jij zelf.
Je kunt bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met de rol van waardepatronen in heden en verleden.
Je kunt bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met het ondersteunen van uitspraken met behulp van argumenten.
Domein B: Oriëntatiekennis
Je kunt bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken.
In deze opdracht speelt het volgende kenmerkende aspect uit tijdvak 10 een rol:
de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
Onderstaande (kern)begrippen worden toegelicht in de begrippenlijst.