Je kunt de verschillende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in
chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken.
Je kunt in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven.
Je kunt de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven.
Domein B: Oriëntatiekennis
Je kunt bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
In deze opdracht speelt het volgende kenmerkende aspect uit
tijdvak 2 een rol:
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
In deze opdracht speelt het volgende kenmerkende aspect uit
tijdvak 5 een rol:
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
In deze opdracht speelt het volgende kenmerkende aspect uit
tijdvak 6 een rol:
De wetenschappelijke revolutie.
Onderstaande Kernbegrippen worden toegelicht in de Begrippenlijst.