Je kunt van tijdvak 4 met bijbehorende tijdsgrens in
chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken.
Je kunt de tijdvakken van eindterm 2 plaatsen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd;
Je kunt in het kader van een historische vraagstelling verklaringen geven voor historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen. Daarbij kun je onderscheid maken tussen verschillende soorten oorzaken.
Domein B: Oriƫntatiekennis
Je kunt bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken;
In deze opdracht spelen de volgende kenmerkende aspecten uit tijdvak 4 een rol:
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
Onderstaande kernbegrippen: worden toegelicht in de begrippenlijst.