Aan het eind van het thema kun je:
Opdracht | |
aangeven dat de aarde is opgebouwd uit bewegende platen; je gebruikt de begrippen: continentale en oceanische platen. | Plaattektoniek |
het bewegen van aardplaten beschrijven met de begrippen: divergentie, convergentie en transforme beweging. | Plaattektoniek |
omschrijven wat een aardbeving is. Je gebruikt de begrippen: epicentrum, hypocentrum en schaal van Richter. | Aardbevingen |
aangeven bij welke plaatbewegingen aardbevingen kunnen ontstaan en waar op aarde aardbevingen voorkomen. | Aardbevingen |
omschrijven wat een vulkaan is. Je gebruikt de begrippen: krater, magma en lava. | Vulkanen |
aangeven bij welke plaatbewegingen vulkanen ontstaan en waar op aarde vulkanen voorkomen. | Vulkanen |