Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

 

Opdracht

het begrip ontwikkelingsland beschrijven.

minimaal drie kenmerken beschrijven van ontwikkelingslanden: armoede, analfabetisme, hoge bevolkingsgroei, monocultuur, lage levensverwachting, slechte infrastructuur.

Kenmerken ontwikkelingslanden

twee ontwikkelingslanden met elkaar vergelijken: Afghanistan en Burundi.

de verschillen benoemen.

Diversiteit
  • noodhulp en structurele samenwerking. Noodhulp is snelle hulp na een ramp, structurele hulp is hulp om het land blijvend te helpen.
  • gebonden en ongebonden samenwerking. Gebonden hulp is hulp waar afspraken aan vastzitten, ongebonden hulp is hulp zonder afspraken.
  • bilaterale en multilaterale samenwerking. Bilaterale hulp is hulp van één land aan één ander land, multilaterale hulp is hulp via een groep landen samen.
  • gouvernementele en niet-gouvernementele organisatie. Gouvernementele organisaties zijn van de overheid, niet-gouvernementele organisaties zijn van bijvoorbeeld hulporganisaties zoals het Rode Kruis.

Ik kan bij elke omschrijving een voorbeeld geven.

Ontwikkelingssamenwerking
  • omschrijven wat wordt bedoeld met fair trade en een voorbeeld noemen van fair trade.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met trade not aid.
Trade not aid

uitleggen wat wordt bedoeld met armoedegrens.

uitleggen dat er twee soorten armoede zijn: absolute armoede en relatieve armoede.

uitleggen dat armoede niet overal hetzelfde betekent, maar afhangt van waar en wanneer mensen leven.

een voorbeeld noemen van armoede in Nederland.

Armoede in Nederland